Workshops
Workshop Ronde 1
A – Werken aan kwaliteit in de opvang voor baby’s in Nederland (Ora Oudgenoeg-Paz, Pauline Slot, Mariska Venema) – download slides hier
Uit de Landelijke kwaliteitsmonitor kinderopvang (LKK) blijkt dat er grote kwaliteitsverschillen zijn tussen horizontale en verticale groepen. Baby’s in horizontale groepen ervaren een hogere kwaliteit in de vorm van meer sensitiviteit van de medewerkers en meer stimulering van hun exploratiegedrag en taalontwikkeling. Echter, de kwaliteit van het activiteitenaanbod ligt hoger in verticale groepen. Verder blijkt professionalisering een belangrijke voorspeller van kwaliteit. In het promotieonderzoek Explore vormen pedagogisch medewerkers een leergemeenschap waarin zij (een aangepaste) Lesson study cyclus doorlopen om zo de kwaliteit van de babyopvang te verbeteren. In deze workshop delen de onderzoekers de laatste bevindingen vanuit het LKK-onderzoek en hoe pedagogisch medewerkers in het onderzoek Explore via het ontwerpen van exploratief spel het pedagogisch handelen op de groep versterken.
B – Ervaringen van ouders met kinderopvang: wensen, persoonlijke relaties en positieve beïnvloeding? (Ryanne Francot, Vaso Tiliopoulou) – download slides hier
In deze workshop gaan we dieper in op het perspectief van ouders omtrent kinderopvang en voorschoolse educatie. Dit doen we aan de hand van resultaten vanuit het landelijke EVENING onderzoek. In dit onderzoek meten we wat de impact is van de VE urenuitbreiding en de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers op de kwaliteit van VE en de ontwikkeling van kinderen. Naast kindmetingen, vragenlijstonderzoeken bij voorscholen en gemeenten en kwaliteitsobservaties op voorscholen, zijn ook ouders uitgebreid geïnterviewd. Wat vinden zij van de voorschool, wat is belangrijk voor hen? Hoe kijken zij aan tegen de urenuitbreiding, willen ze wel dat hun kind meer uren naar de voorschool gaat? Zien we verschillen tussen groepen ouders? Hoe is de relatie tussen ouders en de kinderopvang/voorschool? Wat heeft Covid-19 teweeggebracht? En zien we dat de voorschool een impact heeft op de informele educatie in de thuissituatie; welke talen worden er thuis gesproken en welke activiteiten worden er gedaan? Bij deze workshop is voldoende ruimte om met elkaar te reflecteren op de bevindingen en ervaringen omtrent de relatie tussen ouders en kinderopvang te delen.
C – Trends in de kwaliteit van de kinderopvang en verandering van contacten met ouders na COVID (Merel Breedeveld, Bodine Romijn) – download slides hier
Uit de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang blijkt dat de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland overwegend positief is, ondanks de roerige tijd die de kinderopvangsector achter de rug heeft met COVID-19. Oudercontact is echter een aspect dat juist lijkt te zijn veranderd, mogelijk mede als gevolg van de beperkingen ten tijde van de pandemie. In deze workshop komen de trends in de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland van 2017 tot en met 2022 aan bod. Daarnaast gaan we dieper in op hoe het oudercontact in de verschillende opvangsoorten veranderd is ten opzichte van de jaren voor COVID-19.
D – Samenwerking in lokale netwerken en kwaliteit van VVE (Martine Broekhuizen, Lies van de Kuilen, Tonnie van der Meer) – download slides hier
In deze workshop beginnen we met een korte presentatie over onderzoek naar de uitvoering van het voor- en vroegschoolse onderwijsachterstandenbeleid in ca. 250 gemeenten (met in totaal ca. 630 voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen) in relatie tot de manier waarop de gemeente de uitvoerende organisaties aanstuurt. De kwaliteit van de uitvoering verschilt sterk tussen gemeenten wat betreft educatieve proceskwaliteit, beleid om ouders te bereiken en te betrekken, en de continuïteit van pedagogiek en curriculum tussen voor- en vroegschools (‘doorgaande lijn’). Uit een analyse van de bestuurlijke strategieën van de gemeenten blijkt dat de combinatie van geformaliseerde afspraken tussen de partners in het lokale netwerk, een gedeelde missie en visie van het netwerk, intensieve interactie tussen de netwerk partners en inspirerend waarden-gedreven leiderschap van de gemeente met een substantieel hogere kwaliteit gepaard gaat. In het tweede deel van deze workshop bespreken we het proces van de recente herziening van het Utrechts Kwaliteitskader voor het Jonge Kind (2022-2023) als een voorbeeld van het soort proces dat kan helpen om lokaal tot een gedeelde missie en visie op het leren en ontwikkelen van jonge kinderen en een gedeeld kader van uitgangspunten en beoogde resultaten te komen.
Workshop Ronde 2
A – Spelinloop voor ouders met hun jonge kind: ruimte voor ontmoeting en spel (Pauline Slot) – download slides hier
De spelinloop is onderdeel van het voorschoolse (opvoedingsondersteunings) aanbod voor jonge gezinnen in Amsterdam. Op een laagdrempelige manier kunnen ouders elkaar ontmoeten terwijl zij met hun kind(eren) van 0-4 jaar spelen. De spelinloop wordt in elk stadsdeel aangeboden door verschillende welzijnsorganisaties. Met een kwalitatief onderzoek is meer inzicht verkregen in het spelinloop aanbod en de ervaringen van 44 ouders en 12 medewerkers en vrijwilligers hiermee. In de presentatie van de resultaten wordt stilgestaan bij vraagstukken rondom bereik van de doelgroep, aansluiting op behoeften van ouders, en de plek van de spelinloop in relatie tot de voorschool.
B – Verhoogt de pedagogische beleidsmedewerker de kwaliteit? Resultaten uit het EVENING onderzoek (Thomas van Huizen) – download slides hier
In het multidisciplinaire EVENING onderzoek worden twee nationale beleidsmaatregelen onderzocht: de uitbreiding van het aantal uren voorschoolse educatie (ve) naar 960 uur (vaak 16 uur per week) en de invoering van een norm voor de inzet voor de pedagogisch beleidsmedewerker. Deze presentatie richt zich vooral op de effecten van de pedagogische beleidsmedewerker op de kwaliteit. Sinds 1 januari 2022 geldt landelijk een urennorm voor de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers in de ve, bovenop de IKK-norm. Welk effect heeft deze maatregel gehad op de kwaliteit? Zowel voor als na de invoering van de maatregel namen zo’n 180 ve-groepen deel aan het onderzoek. Om de proceskwaliteit in deze groepen te meten wordt gebruik gemaakt van het instrument Classroom Assessment Scoring System (CLASS). De (voorlopige) resultaten laten zien dat de pedagogisch beleidsmedewerker een significante bijdrage levert aan de educatieve kwaliteit.
C – Hoe het tutorprogramma NELI kleuters aan het praten krijgt (Arjen Scholten, Walter de Wit) – download slides hier
De resultaten van het Britse tutorprogramma NELI zijn indrukwekkend. Kinderen die deelnemen boeken forse extra leerwinst (mondelinge taalvaardigheid). Vooral kinderen van lager opgeleide ouders profiteren: hun extra leerwinst bedraagt zeven maanden. Stichting Vinci vertaalde het programma naar het Nederlands, in samenwerking met de UU. In onder andere Amsterdam-Bijlmer en Almere werd de Nederlandse versie getest en geëvalueerd. Dit schooljaar volgt een effectevaluatie door de VU. Tijdens deze presentatie leggen Arjen Scholten en Walter de Wit uit hoe NELI werkt en vertellen ze over de Nederlandse procesevaluatie en de meest recente effectevaluatie van NELI in Groot-Brittannië.
D – Met het oog op de toekomst: het belang van een sterke oriëntatie van kinderopvangorganisaties op ouders en de lokale gemeenschap (Paul Leseman, Bodine Romijn, Willeke van der Werf) – download slides hier
Het Nederlandse stelsel van kinderopvang en voorschoolse educatie staat aan de vooravond van een ingrijpende stelselhervorming. Het voornemen om jaarlijks 5 miljard extra aan belastingmiddelen te investeren in de kinderopvang kan de functie van de kinderopvang voor gelijke ontwikkelingskansen en inclusie van alle kinderen versterken, maar roept ook de vraag op of het huidige hybride stelsel met verschillende soorten organisaties in een competitieve markt in staat zal zijn dit publieke doel goed te dienen. Op basis van recent onderzoek, gaan we in deze workshop na welke configuraties van organisatiekenmerken en organisatielogica’s zich voordoen in de Nederlandse voorschoolse opvang en educatie en wat de relatie is tussen type organisatie en de geboden emotionele en educatieve proceskwaliteit, het activiteitenprogramma en het beleid ten aanzien van inclusie van kinderen met zorgbehoeften en diverse culturele achtergronden. We richten de aandacht speciaal op de vraag in welke mate kinderopvangorganisaties zich oriënteren op het bereiken van ouders in maatschappelijke achterstandssituaties en samenwerking met de lokale gemeenschap. Een belangrijk punt voor de discussie in deze workshop is wat we uit deze organisatieanalyse kunnen afleiden voor de vormgeving en besturing van het toekomstige kinderopvangstelsel.